Dutch Simple Future (Zullen + Infinitive)

This guide explains how to talk about the future in Dutch, centered on the simple future with zullen. It is structured by level so you can build up your knowledge step by step.

Beginner (A1)

• Core idea

  • Simple future = conjugated zullen + infinitive at the end of the clause.
  • Think: “will” + verb. Example with doen: Ik zal het doen. (I will do it.)

• Conjugation of zullen (present)

  Pronoun	Form
  ik	zal
  jij/je	zult (informal speech may use zal)
  u	zult
  hij/zij/het	zal
  wij	zullen
  jullie	zullen
  zij (pl.)	zullen

• Word order (main clause)

  • The finite verb (zal/zult/zal/zullen) stands in position 2 (V2).
  • The infinitive (doen) goes to the end: Ik zal het morgen doen.

• Starter examples with doen

  • Ik zal het werk doen.
  • Jij zult de afwas doen.
  • Hij zal zijn huiswerk doen.
  • Wij zullen het later doen.

Elementary (A2)

• Time expressions and inversion
  • When a time phrase comes first, invert subject and zal:
    • Morgen zal ik het doen.
    • Volgende week zullen we het doen.
• Negation and adverbs
  • Negate before the infinitive cluster: Ik zal het niet doen.
  • Common adverbs: Ik zal het zeker doen. / Ik zal het misschien doen.
• Yes/no and wh-questions
  • Yes/no: Zal je het doen? — Ja, ik zal het doen.
  • Wh: Wanneer zal je het doen? — Waarom zul je dat doen?
• Objects and pronouns
  • Place object pronouns before adverbs but after zal: Ik zal het straks doen. / Ik zal het echt niet doen.
• More examples with doen
  • Zullen we het samen doen? (Let’s suggestion)
  • Hij zal het nooit doen.
  • Doe je het nu? Nee, ik zal het later doen.

Intermediate (B1)

• Other common ways to express future
  • Present tense with a time word: Ik doe het morgen. (very common in Dutch)
  • gaan + infinitive for near/intentional future: Ik ga het doen.
  • Modals for intention/obligation: Ik wil het doen., Ik moet het doen.
• zullen for offers, promises, predictions
  • Offer/suggestion: Zullen we het doen? / Zal ik het doen?
  • Promise/assurance: Ik zal het meteen doen.
  • Prediction/expectation (often with wel): Het zal wel regenen. / Hij zal het wel doen.
• Subordinate clauses: verb-final
  • Main clause: Ik zal het doen.
  • With dat: Ik denk dat ik het zal doen. (both zal and doen go to the end of the subclause, zal just before doen)
  • With wh-words: Wanneer ik tijd heb, zal ik het doen.
• Separable verbs with zullen
  • Infinitive stays whole at the end: Ik zal het aandoen. (not: aan…doen in infinitive)
• More doen examples in context
  • Als het rustig is, zal hij het doen.
  • We zullen het doen zodra we terug zijn.
  • Denk je dat zij het zal doen?

Upper‑Intermediate (B2)

• Nuance: zullen vs present vs gaan
  • Present for scheduled/decided future: De vergadering begint om tien uur.
  • gaan emphasizes plan/near future: We gaan het vanavond doen.
  • zullen adds intention, promise, or prediction: Ik zal het netjes doen.
• Position of negation/adverbs in longer clusters
  • With extra complements: Ik zal het vandaag niet doen. / Ik zal het zeker niet doen.
  • In subordinate clauses: …dat ik het vandaag niet zal doen.
• Politeness and softening
  • Polite offer: Zal ik u daarmee helpen? / Zal ik het voor u doen?
  • Soft prediction with wel: Dat zal wel goed komen. / Hij zal het wel doen.
• Questions and emphasis
  • Contrastive stress often keeps zal in position 2 but moves focus elements: Dit zal ik doen, dat niet.
• Further doen examples
  • Hij zal het toch doen, ondanks de kritiek.
  • Zullen jullie het morgen doen, of liever vrijdag?
  • We zullen het zo snel mogelijk doen.

Advanced (C1)

• Future perfect (voltooid toekomst)
  • zullen + perfect infinitive to express completion before a reference time: Tegen vijf uur zal ik het gedaan hebben.
  • In subclauses: …dat ik het tegen vijf uur gedaan zal hebben. (clustering at clause end)
• Conjectural zullen
  • Expresses probability in present/future without real futurity: Hij zal nu thuis zijn. (He’s probably at home now.)
  • With perfect: Ze zal het vergeten zijn.
• Stacked infinitives
  • Multiple verbs cluster at the end: We zullen het hebben moeten doen. / …dat we het hebben moeten doen zullen (last order more formal/written; spoken Dutch prefers simpler structures.)
• Register and style
  • In informal speech, jij zal occurs, though standard is jij zult.
  • Offers/suggestions prefer zullen questions: Zullen we beginnen?, Zal ik het doen?

Quick Reference

• Form: zal/zult/zal/zullen … [other material] … doen.
• Main clause V2: the conjugated zullen is in position 2; the infinitive goes to the end.
• Subclause: both zal and the infinitive move to the end of the clause.
• Alternatives: present tense with a future time, or gaan + infinitive.
• Common particles with zullen: wel (probability), toch (concession), zeker (certainty), vast (likely).

Mini Exercises

• Fill in with zal/zult/zullen and place doen correctly.
  • Morgen ___ ik het ____.
  • ___ we het vandaag ____ of morgen?
  • Ik denk dat hij het niet ___ ____.
• Example answers
  • Morgen zal ik het doen.
  • Zullen we het vandaag doen of morgen?
  • Ik denk dat hij het niet zal doen.

If you’d like, I can add audio or conjugation drills focused on zullen + doen.